Historie
Van buitenplaats tot cultureel centrum
Wateringen was in het verleden, net als andere plaatsen in het Westland, een geliefd oord voor de rijke regenten van Den Haag en Delft. Zij bouwden
riante huizen waarin zij ‘s zomers met hun gezinnen verbleven.
Naast het Hof van Wateringen kende het dorp buitenplaatsen als het Suyderveldt van de familie
Van der Dussen, Westerheul van Selkaart van Wouw en de buitenverblijven van
Salomon Swerius, Diederick van Velthuysen, Hendrik van Outheusen en Hillebrant
van Wouw.
Het grootste en aanzienlijkste was echter het Hof van Wateringen, waarvan nu het restant nog bekend staat als 'de Hofboerderij'. De
buitenplaats stond op historische grond. Al in 1250 stond op deze plek een kasteel, de woonplaats van het riddergeslacht Van Wateringhe. Sommige leden van
dit geslacht stonden in hoog aanzien bij de Graven van Holland en dienden hen als hoveling en raadsman.
1485 tot 16e eeuw: klooster van de Cisterciënserorde
Na een periode van ruim 200 jaar werd het slot door de toenmalige eigenaar, Hendrik IV van Naaldwijk, in 1485 geschonken aan de Cisterciënserorde om het in te richten als klooster. Het klooster heeft bijna 90 jaar bestaan. Een bloeitijd heeft het nooit gekend, de orde leidde en kwijnend bestaan. Steeds moesten monniken uit andere ordes de opengevallen plaatsen opvullen.
Bij het begin van de opstand tegen de Spaanse overheerser in 1572 zochten de monniken een veiliger heenkomen. Ze waren bang voor de gevreesde watergeuzen. In 1573 werd het klooster in brand gestoken. Zeer waarschijnlijk om te voorkomen, dat de Spaanse troepen, die al in het Westland waren, zich er zouden verschansen. Vijf jaar bleven de puinhopen onaangeroerd liggen.
Toen werd het recht, om gedurende één jaar alles wat van het convent resteerde te slopen en af te voeren, aan de Delftse metselaar Pieter Huygenszoon verkocht voor het bedrag van honderd ponden (de gulden was nog niet in omloop!). Bij de verkoop eisten de Staten van hem dat alle materialen binnen een jaar van het terrein waren verwijderd. Pieter brak de resten af om de sloopmaterialen elders te gebruiken. In dat volgende jaar is het hele kloosterbezit (ongeveer 85 ha) verkocht. De oorlog met de Spanjaarden kostte de Staten immers handenvol geld. Met de opbrengst van de kloostergoederen konden zij de strijd met Spanje voortzetten.
Vanaf 1600: landgoed Van der Dussen
De plek van het voormalige klooster en het omliggende
land kwamen waarschijnlijk al voor 1600 in handen van de Delftse regent Jacob Huygensz. Van der Dussen. Een aanzienlijke man, want hij was tevens Heer van Harenkarspel (bij Schagen), lid van de vreedschap van Delft en Hoogheenraad van Delftland, Van der Dussen kreeg in 1589 zelfs het privilege om broedende zwanen in de grachten rond het voormalige klooster te houden.
De grond bleef in de
familie, want twee dochters van Van der Dussen huwden met regenten, die nauw betrokken raakten bij het Hof van Wateringen. Margaretha huwde met Joost Brasser en Catharania met Pauls Halling. Zij hebben de buitenplaats weer herbouwd. In welk jaar dat gebeurde, is onduidelijk. Wel blijkt uit oude stukken dat het in 1630 alweer een behoorlijk groot huis moet zijn geweest. Want Brasser, die na het overlijden van Van der Dussen de zorg over de buitenplaats overnam, moest toen al een behoorlijk bedrag aan belasting betalen.

De sloop tot grote boerderij
Nadat de buitenplaats gedurende een paar eeuwen steeds in andere handen was overgegaan verkocht de toenmalige bewoonster, mevrouw Gael-Van Kretschmar de buitenplaats aan vijf Delftse
ondernemers die van plan waren het huis af te breken en de sloopmaterialen met een behoorlijke winst te verkopen. De verkoopakte vermeldde dat daarmee een tuinmanshuis, stal en koetshuis, verdere gebouwen zoals schuren, de goudvissen
in de visvijver, de ramen op de perzik- en druivenkassen, de boerenwagen, twee eggen, twaalf tuinbanken, drie hondenladders, kippenrennen en dergelijke
gepaard gingen.
Het sloopwerk was na een half jaar geklaard. De binnenplaats, waarop zij het huis gedeeltelijk hadden laten staan, verkochten
ze begin 1800 aan de Naaldwijker Thomas van der Post. Die verkocht het weer door, zodat twee jaar later Gerrit Waarendorp zich op het Hof vestigde. Hij begon daar als boer. Nadat hij nog twee aangrenzende percelen land had aangekocht was het complex weer even groot als in de beginjaren. Bijna anderhalve eeuw, tot 1951, bleef het pand een grote boerderij.
De hedendaagse Hofboerderij
Oude Wateringers kunnen zich nog wel herinneren, dat het gemeentebestuur het hele complex in 1951 aankocht. Het moest wijken voor woningbouw. De boerderij en de middeleeuwse binnenplaats met de grachten onder de naam 'Hofboerderij' en 'Hofpark' bleven echter behouden.
Het hele Hofpark is door deze rijke geschiedenis tot archeologisch monument verklaard en de boerderij is een rijksmonument. Het pand is in 1984 gerestaureerd.
De Hofboerderij is nu in gebruik als cultureel centrum, waar jaarlijks vele culturele evenementen plaatsvinden.